blog

 

 

letters, tekens, woorden en zinnen

de volgorde bepaalt de context

het ritme schenkt de levenskracht

en de lezer geeft betekenis

 

 

 

Blogmens

Ik ben geen “blogmens”. Of beter gezegd, ik denk dat ik dat niet ben. Toch wil ik eens wat uitproberen. Geen idee wat er in een blog moet staan en of daarvoor ook allerlei strenge regeltjes en formats gelden. Ik ga het eerst maar eens wat korte schrijfsels plaatsen als een proeftuin voor wat buitenissigheden en tekstjes: korte verhaaltjes of flarden van verhalen. Wat fictie, poëzie en flash fiction. Over verdriet, rouw, ellende maar ook liefde, lust en erotica. En over macht en onmacht, hoop en dromen… kortom, van alles en nog wat dat aan papier kan worden toevertrouwd. Ik zie wel welke kant het opgaat, misschien bloeit het, misschien sterft het een stille dood....

Lees meer »

Uit D' Heerlijckheid Harlinghen

---------------------------------------

Harlingen aan Zee

De zee is in balans. Het is een kwestie van geven en nemen. Wad voor jou en wad voor mij. Zo gaat dat. Achter haar horizon is alles mogelijk. Ze geeft je hoop en dromen. De zee hoopt al je dromen op en stapelt ze steeds hoger. Hoger en hoger, totdat je de hemel kunt aanraken. En als je valt, val je zacht. Door dromerig witte wolken, terug in het smeuïg wad. Met zo'n vette natte plons. Voeten stevig in sompige klei. Moeizaam is het waden door kniehoog zuigend slik. En langzaam de vooruitgang met de horizon op je blik. Je hoop achterna met de vloed op je hielen. En net op tijd weer op het droge. Juist voordat de zee je weer neemt en al je sporen wist. Kijk, daar hopen dromen alweer op. Tweemaal daags, dag in dag uit. Het leven aan het wad is een heerlijk ritueel op het ritme van zon en maan, eb en vloed. De waddenhoop is een hemels geschenk...


Uit de serie Eros & Psyche

----------------------------------

Perverse soevereiniteit

Natuurlijk heeft zij het gedaan. “Quilty, your honor!” Geen twijfel aan. Zij zag hem, verleidde hem, had hem lief, vrat hem op en koste hem weer uit.

Zo troffen ze haar aan. Besmeurd, op handen en voeten. In het holst van de nacht lichtten haar ogen schichtig op in het vale licht van de ronde maan. Ze kroop over de grond terwijl golven braaksel door haar gekromde ruggengraat rolden. Het onstuimig antiperistaltiek deed haar borstkast ritmisch schokken. En bij elke golf gooide zij haar hoofd in de nek en slingerde haar rauwe gejank het heelal in. Schurend, krassend en krakend vocht deze verstikkend vomerende brularia zich een weg naar buiten, alsof zij zichzelf binnenste buiten keerde.  De halfverteerde lust spoot uit haar keel met de kracht van een orkaan. En het geconsumeerde genot spatte uiteen op de koude aarde.

( … )

Haar bewonderaars vonden hemelse verlichting in de oneindige ruimte van haar lege geest. Met hun ogen gesloten droomden zij van haar voorbeeld. Hoe zij hijgend als een wild dier haar orgasme langzaam, vanuit de diepste vulva, door haar bloeddoorregen kern liet rollen langs haar zwaar gezwollen lippen die als een rode roos afstaken tegen het bleke vlees van haar wulpse dijen.  Zij zagen hoe de extase haar huid deed tintelen en de haren in het gelid liet staan. Haar opwinding verplaatste zich rommelend als een donkere donderslag vanuit haar onderbuik richting het hevig bonkend hart om zich daarna spinnend als een tevreden poes te nestelen in haar ziel. En juist op het moment van de verlichting, in het verblindende licht van haar hoogtepunt explodeerde haar levenswater in krachtige helder warme stralen uiteenspattend tegen zijn harige huid. Als dampende ochtenddauw droop het warme vocht langzaam van hem af, geurend naar zoete bevrediging en smakend naar meer. In zijn onschuldige honger naar haar nectar was hij kwetsbaar en nietig. Een gewillige prooi. En als een uitgeputte leeuwin na een succesvolle jacht boorden haar nagels zich diep in zijn weerloze vlees, greep zij hem bij de strot en eigende zich toe wat van haar was.  

( … )


Uit de serie rouwgedichten

----------------------

De loftrompet

 

Ach, wat was ‘t leven goed voor jou                

toen jij nog was bij mij                       

ik liep geblinddoekt ganzenpas            

en jij was frank en vrij                       

 

Jouw wind waait door mijn bloedend hart      

het tocht, het giert en kiert                

gevangen in een dode hoek                             

jouw pijn die mij bestiert                                  

 

Maar na de storm valt nu het doek                

je herfstblad raakt de grond               

ontworteld valt je kale kruin              

stof tot stof in open wond

 

Oh vreugd dat jij er niet meer bent    

hoe blij mag ik nu zijn           

de loftrompet schalt niet voor jou                   

de dood maakt jou niet fijn     

 

Ik loof de Hein die jou meenam                                 

verlost nu van jouw beest                                 

geen kooi of tralie houdt mij vast                   

in ‘t geniep vier ik nu feest                

 

Ik zie ze wenen op jouw graf                 

straks breekt hun lach weer door                  

t’ zijn tranen voor de bühne nu                      

je geest gaat snel teloor                                 

 

Ik hoop dat er een hemel is                

dan is er ook een hel                          

en dat jij daar dan branden mag                    

voor jou luid ik de bel

 

Verlost van alle draken die                

met jou zijn heengegaan         

voorgoed heb ik ze uitgepoetst           

mijn weg weer koningslaan    

 

De leegte van verdwenen pijn

voelt zacht en weelderig aan                

wat heerlijk toch die stilte nu                        

de luwte geeft ruim baan                    

 

Het stof van mijn bestaan geschud    

Geen laatste in de rij             

Het frisse bladgroen aan de boom      

Geeft hoop voor ’t kind in mij  

 

Een warme droge lentewind              

Blaast al het wrakhout weg               

Spoelt alle kussens schoon en fris      

Waar ik mijn hoofd op nederleg


FLASH FICTION

 

Uit de serie “Mijn Monty’s: een beetje vreemd …”

-----------------------------------------------------------------

Onsje meer

‘Onsje meer...?’ De vrolijke slager kijkt haar aan en houdt een fijn hompje vlees omhoog. Mooi glanzend en scharlaken rood.

 

‘Een bijzonder mals stukje loslopend wild, gevangen langs de zuidelijke buitengrenzen van het Europese continent. Ruim dertig dagen in zout water geweekt en licht gedroogd in sirocco winden. Dat geeft toch nét dat beetje extra smaak.’ Hij lacht de oude dame vriendelijk toe en vervolgt: ‘Het is nog echt eentje uit de andere wereld, met zo’n lichte woestijnsmaak en bijzonder mager…’

 

‘Maar ik heb hier ook een heerlijk stukje uitgeprocedeerde asielzoeker. Lekkere dijbeentje, dat door intense kruiddamp iets is doorrookt. Het heeft vervolgens flink wat jaartjes gerijpt onder natte wollen dekens in een donker tentenkamp, waardoor het een intens sombere nasmaak achter in de mond heeft.’

 

Zij kijkt de slager wat verward aan en zegt: ‘Slager, doet u mij toch maar een stukje lokaal vlees, iets uit onze regio. Eigen vlees eerst, zeg maar …. Misschien een pondje doorregen Brit? Ik ben dol op mals wit vlees met eigenwijze smaak.’


Uit “d’ Heerlijckheid Harlinghen”

-----------------------------------------

Noorderpier. 

 

Noorderpier; 

’s lands rand en kant

weefsel van basalt

dromen van d’ overkant

horizon waarvan je valt 

 

Noorderpier; 

met schurende wind 

huid bleek en schier 

wegwaaiend kind

verstrikt in blaasjeswier

 

Noorderpier;

verstilde steen

hoeder van het land

golven die steeds maar vallen

terug in ’t zoute zand

 

Noordepier;

als arm beschermend 

om haar kind 

d’ haven zo door haar bemind 

haar taken trots en schier

 

Noorderpier;

als waddenrust in stille klei

getuigen van ’t verleden

bezinksels in de havens hier

omarmd door Noorderpier

 

 


 Columns & Essays

-----------------------------------------

Frieser dan Fries

 

"Rare jongens, die Friesen!", je zou het Obelix, van Asterix, zomaar kunnen horen zeggen tijdens een van hun avonturen in de Lage Landen. Sinds jaar en dag gaan er over Friezen tal van verhalen in het rond. Over hun eigenzinnigheid, hun koppigheid, strijdbaarheid en hun voortdurende hang naar vrijheid. Kortom, verhalen over hun uniciteit.  Het brengt mij bij de vraag: bestaat er nu werkelijk zoiets als een echte Fries?  Een 'rasfries', zeg maar. En zo ja, hoe herkennen wij die dan?

 

Recent werd deze discussie op nationale televisie weer eens aangezwengeld door een bekende televisiepersoonlijkheid die stelde, dat een bepaalde politicus het recht niet zou hebben om iets te zeggen over Friese aangelegenheden omdat deze politicus zelf geen Fries zou zijn. De zwaar besnorde tv-man staat bekend als iemand die maar zeer zelden spreekt met een blad voor zijn mond en hij zou reeds daarom met korrel zout moeten worden genomen. Toch ontleed ik hier graag zijn opmerking nu deze landelijk stof deed opwaaien.

 

Uiteraard is het onhoudbaar om te stellen dat alleen direct belanghebbenden over hun betreffende zaken en onderwerpen mogen spreken. Het recht op vrije meningsuiting staat niet voor niets in de grondwet en allerlei internationale verdragen. Maar ook los van dat; ik vind en zeg ook wel eens iets over bijvoorbeeld de Russisch Oekraïense oorlog of die in de Gazastrook. En ik ben geen Rus noch Oekraïner en evenmin Palestijn of Israëliet. Toch is het niet vreemd als ik iets over die situaties zeg. Dat de politicus niets over Friese aangelegenheden zou mogen zeggen is dus ridicule, ongeacht of de politicus Fries is of niet.

 

Achter de opmerking van de tv-man zit nog iets anders, een andere laag. De betreffende politicus is namelijk geboren in Ethiopië, uit wat we voor het gemak maar even Ethiopische ouders noemen. Hij is vervolgens geadopteerd door Nederlandse mensen, woonachtig in Friesland. Laatstgenoemden zijn waarschijnlijk in Fryslân geboren en blenden makkelijk in met de overwegend blanke buurtgenoten in het Friese land. Voor de politicus is dat evenwel niet vanzelfsprekend. Wellicht valt dit in zijn eigen beleving nog wel mee maar anderen hier zien hem snel als een afwijkend patroon binnen het geheel. De politicus is én niet in Friesland geboren - zelfs niet in Nederland – én hij ziet er met zijn Afrikaanse uiterlijk niet uit zoals de meeste mensen die in Friesland wonen. Zelfs niet zoals zijn ouders. En over dit laatste punt zijn veel mensen ‘gevallen’. Dat de tv-man hier iets over durfde te zeggen! Schande, discriminatie en racisme waren termen waarvan de media bol stond. Verontwaardiging alom. ‘Wat gebeurt hier nu eigenlijk?’, vraag ik mij af. Allereerst focus ik op de vraag: is deze politicus een Fries of niet?

 

Ben je Fries als je op Fries grondgebied bent geboren? Of pas als je ouders en je voorouders ook allemaal in Friesland zijn geboren? Of ben je pas Fries als je Fries spreekt, als je kunt zeggen: ‘Bûter brea en griene tsiis wa't dat net sizze kin is gjin oprjochte Fries’. Vroeger was het Grutte Pier die met een machtige zwaai van zijn meterslange zwaard vakkundig het hoofd van je romp scheidde mocht je deze Friese zin niet goed kunnen uitspreken en je dus geen echte Fries bleek te zijn. Tegenwoordig kan het zomaar een besnorde tv-man zijn die hier het zwaard hanteert.

 

Vandaag de dag leven er ook in Friesland gekleurde en donkere mensen. Sommigen worden hier zelfs geboren. Er zijn er bij die de Friese taal heel goed machtig zijn, het sjibbolet van Grutte Pier zonder moeite reciteren en het Friese volkslied uit volle borst meezingen. Zijn dit Friezen? Nee, zegt de tv-man. Als je er niet uitziet zoals de meeste mensen in Friesland dan ben je geen Fries. Heeft de tv-man gelijk? Is er misschien een soort lijst met voorwaarden die je moet afvinken alvorens je als Fries bestempeld kan worden?

 

Een snelle rondgang door de geschiedenis leert ons dat het huidige Friesland, aan het begin van onze jaartelling zo’n 2000 jaar geleden, grotendeels onbewoond was. Een nat, koud en onherbergzaam gebied dat ook nog eens regelmatig door de zee in beslag werd genomen. Aan het begin van onze jaartelling woonden hier allerlei stammen waaronder de Friezen, ook wel Fresones of Frisii genoemd. Of dit allemaal één en dezelfde groep mensen was, of dat het Germanen of Kelten waren is nog wel eens onderwerp van debat. De vraag wie de voorouders van de huidige Friezen zijn, staat daarom nog steeds ter discussie. Dit alles meer vanuit het perspectief van DNA, genen en ander erfelijk materiaal. Duidelijk is wel dat al deze oude stammen regelmatig zijn onderworpen en overheerst door anderen. Door de Franken bijvoorbeeld in de middeleeuwen en de Saksen maar ook door de Denen, de Vikingen en later de Spanjaarden, de Fransen en tijdens de laatste oorlog de Duitsers. Je kunt moeilijk volhouden dat, voor zover er überhaupt al sprake is van één originele Friese bloedlijn, deze in de loop der duizenden jaren niet danig is ‘verdund’ met het bloed van al deze overheersende machten en volkeren. En dan hebben we het nog niet eens over regionale vermengingen in recente eeuwen van Friezen en Friezinnen met mensen uit de rest van Nederland. ‘Grenzeloos verliefd’ is een concept van alle tijden. De vraag is dus: hoe Fries is Fries en is dat iets biologisch? Zit het Fries zijn in het DNA of is dat iets totaal anders?

 

Een belangrijke vraag is of de Friezen een volk zijn of een ras. Een volk is een meer cultureel begrip. Volkeren hebben bepaalde klederdracht, normen, waarden, gewoonten, taal, vlag, volkslied of een godsdienst waarin ze verschillen van andere bevolkingsgroepen. Een ras daarentegen is meer een biologisch of fysiek onderscheid. Bij rassen wordt gegroepeerd naar uiterlijke kenmerken zoals grootte van de neus, spleetogen, haar, lichaamsbouw en ook heel vaak naar huidskleur. Zo bekeken zijn Friezen toch echt een volk en absoluut geen ras. Friese paarden daarentegen zijn wel een bepaald ras. Een Fries is dus iemand die zich conformeert aan of opgaat in een bepaalde cultuur. In dit geval de Friese cultuur.

 

De politicus in ons verhaal voldoet naadloos aan de culturele definitie van de Fries. Hij spreekt Fries, is opgegroeid in Friesland, doet mee aan Friese gewoonten en gebruiken zoals kaatsen, het eten van suikerbrood en oranjekoek enzovoort. En hij is trots op ‘zijn’ Friese land, de Friese taal en zijn Friese ouders. Veel Frieser kan het niet worden, zou je zeggen. De politicus zou wel eens ‘Frieser dan Fries’ kunnen zijn!

 

Maar toch jeukt het nog ergens. Wat bedoelde de tv-man nu eigenlijk? Het lijkt mij wel duidelijk dat hij vond dat de politicus er niet uitzag als een standaard Fries. Een Fries, of eigenlijk het beeld van een Fries, dat de tv-man - en met hem vele anderen - in zijn hoofd heeft als spreekt over een Fries is een blank, blond en blauwogig mens.

Ik, Robert Adjiet, schrijver van dit stukje heb een oosters uiterlijk. Mijn ogen, mijn huidskleur, gelaatstrekken en mijn lichaamsbouw verraden een Aziatische afkomst. Geboren onder de warme tropenzon, ver weg van het koude Friesland. Ik ben evenals de politicus geadopteerd en opgegroeid in Friesland. Als ik aan een willekeurig persoon elders in de wereld moet beschrijven wat een Fries is en hoe deze er uitziet dan beschrijf ik zeker geen persoon met een Ethiopisch uiterlijk noch iemand met een Aziatisch uiterlijk zoals mijzelf. Ook ik zou veel eerder een blank, blond, blauwogig Vikingachtig type beschrijven. Niet omdat ik geen Fries zou kunnen zijn maar puur omdat dat andere beeld van een stereotype Fries ook bij mij bestaat. Dat heeft niets met discriminatie of racisme of iets dergelijks te maken maar alles met culturele inprenting, straatbeeld en stereotypering. 

 

Wat de tv-man precies dacht toen hij hierover een opmerking maakte weet ik natuurlijk niet. Het blijft gissen naar zijn precieze beweegreden. Wat er uit zijn mond kwam getuigt evenwel van een enorme domheid, onnadenkendheid, kortzichtigheid, botheid et cetera. Het is dan overigens ook niet vreemd dat dit overkomt als discriminerend, racistisch en kwetsend. Maar of dit ook precies zijn bedoeling was, is de vraag. Dat weet ik niet. Ik kan mij namelijk ook iets anders voorstellen.

 

Als ik door mijn bril van “huis, tuin en keuken psycholoog” kijk naar de mogelijke beweegredenen van de tv-man om de politicus uit te sluiten als Fries, dan kan ik mij niets anders voorstellen dan dat angst een belangrijke drijfveer moet zijn geweest.

 

Mensen hebben de natuurlijke neiging om te categoriseren. Wij onderscheiden bijvoorbeeld groepen dieren: zoogdieren, reptielen, vogels en vissen. Een vliegbeest is volgens ons een vogel en wij zien dat er roofvogels zijn, maar ook watervogels, zangvogels, weidevogels en allerlei andere groepen van soortgelijke vogels. We groeperen in soorten, ondersoorten, hoofdrassen, sub rassen enzovoort. En ook in de winkel leggen wij appels, peren, banen en mandarijnen allemaal bij elkaar in de buurt in een groenten en fruitafdeling en niet verspreid tussen het brood, de soepen en de frisdranken in. We categoriseren voortdurend en dus ook bij mensen op bijvoorbeeld geloof en uiterlijk zoals huidskleur. Categoriseren is heel menselijk en is in zichzelf niet negatief maar juist vaak heel nuttig en handig in ons leven. Echter als we aan verschillende categorieën (mensen) een bepaalde waarde toekennen lopen we het gevaar om het pad van discriminatie en racisme in te schieten. Als we bijvoorbeeld aan diverse huidskleuren verschillende waarden toedichten, zoals goed en fout, of slim en dom, of meer en minder, dan komt dit vaak voort uit angst. Angst dat de ander een gevaar is voor je eigen veiligheid, dat bijvoorbeeld banen en huizen worden "ingepikt". Angst dat de ander de jouw bekende eigen cultuur aantast of aanpast.

 

Het kan dus zijn dat de tv-man van nature gewend is om de Friese mens stereotypisch te categoriseren als blank, blond en blauwogig. Dat op zich is niet abnormaal en ook niet racistisch. Dat wordt het pas als hij daaraan zou toevoegen dat hij de niet blanke en blauwogige medemens - zoals  de politicus - minderwaardig, slechter of anderszins negatief vindt. Ik meen hem dat echter niet hebben horen zeggen. Het is ook heel goed mogelijk dat de tv-man onwetend is over het verschil tussen ras en volk. Dat is jammerlijk nu hij daardoor in de val van racisme is getrapt maar ik betwijfel of hij dit bewust en doelgericht heeft gedaan. Ik heb hem geen expliciete waardeoordelen horen koppelen aan zijn stereotype beelden.

 

Zijn natuurlijke neiging om de Fries als een blanke, blonde en blauwogige te categoriseren – hetgeen raciale kwalificaties zijn - doet hem de das om vanwege zijn, waarschijnlijk onbewuste maar daardoor niet minder onterechte gedachte, dat Friezen een ras zijn. Als Friezen een ras zouden zijn dan zou de tv-man zich in ieder geval racistisch en - volgens velen waaronder ik - onbehoorlijk hebben uitgelaten. Maar ook in het geval de tv-man zou menen dat Friezen een volk zijn, is hij de fout ingegaan omdat de politicus in dat geval zich immers weldegelijk kwalificeert als Fries. Het meest waarschijnlijk lijkt mij dat de tv-man simpelweg niet heeft nagedacht en onvoldoende kennis heeft van dit soort zaken. Hij lijkt eerder zijn hart op de tong te hebben gehad zonder doelgericht racistisch te willen zijn. Maar nogmaals, ik kan niet in het hoofd van de tv-man kijken en dus niets zeggen over zijn daadwerkelijke bedoelingen. De vraag lijkt vervolgens te zijn of onwetendheid en onnadenkendheid een excuus kunnen zijn voor zijn uitspraken.

 

Het is ook nog eens zo dat nu de tv-man de televisie als zijn podium gebruikt om dit soort uitspraken te doen, voor hem zonder enige twijfel een grotere verantwoordelijkheid geldt om zich vooraf zorgvuldig te verdiepen in dit soort zaken. Al is het alleen maar omdat hij daarmee bij kijkers zowel bedoelde als onbedoelde kwetsuren van de geest kan voorkomen. Ik acht de tv-man wel zo bewust, dat hij zich realiseert welke gevolgen dit type opmerkingen kunnen hebben. Dergelijke nalatigheid kan hem aangerekend worden. En als het opkrikken van de kijkcijfers een motivatie voor zijn gedrag en uitspraken zou zijn, kan ik dat niet anders duiden dan als pervers, goedkoop en ongehoord.

Robert Adjiet


Uit de serie rouwgedichten

-------------------------------------

Vader

 

onaantastbaar 

allergrootst

altijd belastbaar

nagebootst

 

weggegaan

over de brug

in Helgard nu

met rechte rug

 

in d’ oogopslag

van het kind 

nu vaders lach 

ons goedgezind


 Uit de serie Eros & Psyche

----------------------------------

 

Prof. Dr. Edward Khan

‘Mister perfect in the flesh; intelligent en onvervangbaar’, zo beschrijft Khan zichzelf graag. Professor Doctor Edward Khan, kind van de jaren vijftig met Britse moeder en Indiase vader. Zij was een zeldzaam mooie Britse uit een arbeidersgezin en hij een telg uit de Indiase upper class. Edward had een uitmuntende opleiding genoten aan de prestigieuze University of Cambridge met dank aan daddy’s old boys network en is nu al weer vele jaren alom gerespecteerd professor wijsbegeerte met een bijzondere leerstoel in de filosofie van de geest.

 

Vroeger, thuis, was het gewoon ‘little Eddie’, maar nu is het: “doctor Khan, voor u”. Vol van zichzelf en schijnbaar niet zonder redenen. Zijn collega’s en mede professoren hebben het grootste respect voor Khan die hen, in hun onderlinge wetenschappelijke debatten en discussies, altijd murw redeneerde. Met zijn eloquente ratiocinaties, gedoopt in een gedistingeerd ietwat sexy Engels Indiaas accent, wist de professor zijn collega’s, en wat dat betreft eigenlijk iedereen, zo te bewerken dat ze zijn argumentaties en gezichtspunten als vanzelfsprekend deelden. Op bijna demagogische wijze nam Khan iedereen mee in zijn wereld: de wereld volgens doctor Khan. Behalve zijn moeder. Zij was nooit onder de indruk van Eddy’s deftige en pocherige gekonkel en gedraai. Iets wat hij in de loop van z’n leven had opgepikt en zich had eigengemaakt.  Niet dat ze wat tegen had op zijn prestaties maar hij hoefde zich niet beter of belangrijker voor te doen dan hij was. Zij alleen zij leek daar eenvoudigweg doorheen te prikken. ‘Bord leegeten en niet zeuren’, zei ze nog steeds, als hij kwam eten, op een toon die geen tegenstand duldde. Ze vond dat Edward het leven moest leven zoals dit aan hem werd opgediend, en dat hij moest opeten wat op zijn bordje lag, ook als dat een eerlijke eenvoudige maaltijd betrof. Wat goed was voor de hardwerkende man in de straat kon ook niet slecht zijn voor little Eddie aldus zijn moeder. Terwijl Khan juist altijd meer ambieerde. Nog meer dan naar de niet te versmaden plain Englisch stew volgens oma’s recept, verlangde hij naar copieuze diners, rijk en overvloedig. Khan zag zich al zitten aan het hoofd van een lange, chique gedekte eettafel. Sterrenkoks presteerden het ene gerecht na het andere terwijl Khan het gezelschap entertainde met spitsvondige anekdotes uit zijn wetenschappelijke carrière. Uiteraard was Khan zelf het middelpunt in al zijn verhalen. Maar zijn moeder haalde hem altijd weer terug uit deze weelderige wereld van zijn ego en zette hem met zijn voeten weer op aarde. EN of hij nu wilde of niet, uit haar dwingende stem kon hij onmiskenbaar haar warme moederlijke liefde ontwaren waaraan geen ontsnappen mogelijk was.

 

Khans moeder keek dwars door hem heen. Als zij met haar onwaarschijnlijk mooie groene ogen hem indringende blikken gaf trok er onwillekeurig een rilling door zijn lijf. Dat zij hem zo in al zijn naaktheid kon zien voelde kwetsbaar. Zij kende iedere vezel van zijn lichaam en wist wanneer en waar hij pijn had en alleen zij bezat de kennis om zijn pijn te verzachten en zijn wonden te helen. Maar nog erger vond hij het dat het leek alsof zij ook grip had op zijn ziel, dat zij hem kon doorgronden. Waar hij alle psychologische commentaren en sociale waarderingen van anderen zonder moeite of enige wroeging compleet negeerde, sneed het door zijn ziel als zijn moeder hem de maat nam.

 

Zijn ongeremde preoccupatie voor kennis en macht had hem volledig van het pad der liefde gehouden. Nooit was er een meisje of vrouw geweest die hem beroerde, fysiek noch emotioneel. Zijn moeder was de enige vrouw in zijn leven. Ook het enige vrouwelijke dat hij ooit naakt had gezien. En zij had hem al bijna 50 jaar gelden gebaard. Als hij zijn ogen sloot zag hij haar volle ronde borsten, zachtjes op en neer deinend op het eeuwige ritme van haar rust en reinheid. Als hij zichzelf beroerde dacht hij aan haar. De enige roomblanke dijen die hij van dichtbij had gezien. Achter, in de immense grotendeels verwilderde gaarde van de rietgedekte cottage waar Khan was opgegroeid, plantte zijn moeder groenten en fruit. Regelmatig zat zij op haar knieën in de donkere rijk bemeste aarde en wroette dan behendig met haar ranke vingers in de vochtige grond. Het harde werken duwde zilte druppels uit de poriën van haar voorhoofd, die, als ze vielen en de aarde raakten, deel van de natuurlijke kringloop van het leven werden. Alles wat zij aanraakte groeide als kool. Door haar natuurlijke passie voor het werelds groen kweekte zij zonder enige moeite de mooiste en sappigste wortels van de buurt. Kaarsrecht en vuistdik trok zij de forse penen liefdevol uit de natte grond. Even later balanceerde zij op een oud, wiebelig houten trapje terwijl zij zich, als een ware balletdanseres, tot het uiterste rekte en strekte om de hoogst hangende appels van de fruitbomen te plukken. Soms waaide de soepele stof van haar rok dan net even omhoog door een warme lome nazomerse bries. Eddies dromen werden hierdoor luttele seconden zichtbaar. Kleine Khan had zelf overigens niets met dit soort landarbeid waarbij hij zijn handen uit de mouwen moest steken terwijl dat slechts werd beloond met zand onder zijn nagels. Als zijn moeder bezig was keutelde hij dan ook altijd onrustig om haar heen. Bedelend om iets van haar aandacht. Wachtend op dat ene moment. Het moment dat zijn moeder zich na de gedane arbeid wilde schoonspoelen onder de groene gietijzeren waterpomp in het midden van de tuin. Little Eddie mocht dan de pomp bedienen. De sierlijke barokke krullen van de arm van de pomp lagen comfortabel in zijn handen, gemaakt om het op en neer bewegen te vergemakkelijken. De eerste slagen waren nog wat onhandig en stroef en de waterstroom kwam maar langzaam opgang. Maar al snel ging het pompen beter, kreeg hij de slag te pakken en kwam in een hypnotiserende cadans. Als het pompritme er goed inzat observeerde hij haar stiekem door zijn lange dikke donkere wimpers terwijl hij een afgewende blik veinsde. Kleine Khan fantaseerde dan dat hij onzichtbaar was. Dat hij haar ongezien kon bewonderen. Er ging een rilling door Eddie heen als zij haar rok optilde om de aarde van haar voeten af te spoelen teen voor teen waste zij zich kalm, zorgvuldig en gedecideerd. Met elke centimeter dat zij haar rok hoger en hoger schoof om de aarde van haar lange slanke benen te kunnen afwassen nam zijn hartslag toe tot het een opzwepend trommelritme had van een Afrikaanse regendans. Zijn mond viel half open, en het bloed joeg door zijn aderen en deed zijn slapen zichtbaar kloppen en kleuren. Licht hijgend verbeelde hij zich dat zijn moeder naar hem keek en glimlachte terwijl ze met haar zachte slanke handen over haar licht bollende kuiten streelde en dan langzaam omhoogging over haar dijen richting haar warme liezen. Die prachtige benen die ergens bij elkaar kwamen, daar waar zijn oorsprong lag en waar de kern van zijn kwetsbaarheid verborgen zat.

 

Maar goed…, buiten de moedersschoot, in de wereld waar liefde niet vanzelfsprekend was, was Khan heer en meester van de logica en was hij emotioneel en geestelijk ongenaakbaar. Zijn studenten lagen aan zijn voeten en laafden zich aan de onuitputtelijke bron van zijn kennis. Voor lust noch liefde was hier plaats. Het stond in de weg aan de stip op de horizon die hij wilde bereiken. Tijdens zijn, niet zelden, langdurige colleges hingen studenten aan zijn lippen als een nest krioelende puppy’s rond moeders volle tepels. Hongerig naar de romige vette melk die hen zou doen laten groeien totdat ze op eigen benen konden staan en zelfstandig de wereld konden verkennen. Edward Khan verstond de kunst om uitermate ingewikkelde en onmiskenbaar saaie theorieën op een lichtvoetige wijze voor het daglicht te brengen. Met een kwinkslag hier en een voorbeeldje daar bracht hij de stof tot leven voor de gretige toehoorders. Af en toe liet hij overduidelijk zijn superioriteit gelden en sprak hij over zichzelf in de derde persoon. ( ... )


 

 

Uit D' Heerlijckheid Harlinghen

---------------------------------------

De vrije stad

( ... )

“L’existence de l’homme precède l’essence” schrijft Jean-Paul Sartre medio vorige eeuw. Eerst bestaat de fysieke mens. Dat menselijke lichaam van vlees en bloed doet eigenlijk niet veel meer dan rudimentair existeren. Het is eigenlijk nog een vegetatieve of dierlijke vorm van bestaan. Pas daarna vormt het type mens. Wie hij in essentie is. Die essentie, de ethos, krijgt vorm door de keuzes die hij maakt. De mens is in zijn bestaan niet alleen onderworpen aan het maken van keuzes, maar is daartoe eigenlijk veroordeeld. Existentialisten, zoals Jean-Paul Sartre en Simone de Beauvoir, stellen het bestaan, de existentie, van de mens als individu centraal. Onder meer in zijn filosofische werk “L’Être et le Néant” beschrijft Sartre zijn existentiële gedachtegoed. Aristoteles en Sartre indachtig kan de individuele mens keuzes maken op grond van bewuste, rationele gedachten. En dat definieert dan het menszijn. Met zijn ratio beïnvloedt de mens zijn omgeving en door diens keuze creëert hij zijn eigen werkelijkheid. Sartre zegt vervolgens terecht dat het niet uitmaakt wélke keuze wordt gemaakt. Belangrijker is de verantwoordelijkheid die gedragen wordt voor de gemaakte keuzes.

 

Nu, bijna honderd jaar later, lijken rationele existentialistische keuzes ontoereikend om elke natuurlijke of menselijk ramp af te wenden. In steeds meer radicaliserende en polariserende samenlevingen is het niet zondermeer mogelijk om simpelweg te kiezen voor een maatschappij zonder discriminatie, uitsluiting, honger, ongelijkheid, milieuverontreiniging of splijtende gewelddadigheden.   De tijd van ongelimiteerde keuze-mogelijkheden is voorbij. De weinige alternatieven zijn vaak lastig, duur, ingewikkeld en stuiten steevast op weerstand van groepen grimmige tegenstanders. Het leefmilieu wordt van vele kanten bedreigd en zwaar aangetast. De maakbaarheid van het leven lijkt de grens te bereiken. Zou de wereld niet rond maar plat zijn, dan nadert de mensheid de rand van de afgrond. Als lemmingen op de vooravond van een val in onpeilbare diepte. Er is een ernstige confrontatie met des mensen kwetsbaarheid en nietigheid. En nog sterker, wellicht met diens eindigheid. Bezinning lijkt evident nu de keuze, om van dit alles niets aan te trekken, indruist tegen de fysieke en instinctieve overlevingsdrang. In de woorden van Sartre is de mens gedoemd tot het maken van keuzes, en wel tot aan de laatste snik.

 

Het klinkt somber en niet opbeurend. Een mistroostig perspectief. Maar gelukkig gloort er iets aan de horizon. Hoop. En dromen. In donkere dagen en duistere tijden zijn het lichtbakens die voorkomen dat we eeuwig blijven dwalen. De grenzen van de wereld zijn niet altijd rechtlijnig, hard en star. Er is altijd dynamiek, verandering en evolutie. Alles stroomt en vloeit. Er is altijd eb en er komt altijd vloed. En het blijft elke keer verassend wat de vloed meebrengt en het eb weer achterlaat.

 

Het vermogen om te hopen, te dromen en te verlangen vormt samen met de ratio het onderscheidend karakter dat de mens als uniek wezen typeert. En dit unieke vermogen is van wezenlijk belang bij het voortbestaan van de mens. Ongrijpbare virussen, onomkeerbare milieurampen, mensonterende oorlogen en hongersnood worden op de rand van de afgrond slechts hanteerbaar door hoop en droom. Zonder deze bijzondere emoties is het moeilijk te spreken van een volwaardig bestaan en zinvol leven. 

( ... )